Het lijkt een no-brainer: u leerde ooit dat vleermuizen jagen via echolocatie, kreeg er met een beetje geluk ook het Dopplereffect bij uitgelegd, of hoorde net uw innerlijke taalkundige ‘blind as a bat’ in uw achterhoofd fluisteren. Toch is deze stelling fictie.
Hoewel ze niet allemaal even goed zien, is geen enkele van de ruim 1.100 vleermuissoorten blind. De grote soorten oriënteren zich vaak gewoon op het zicht, de kleinere soorten gebruiken echolocatie om te navigeren en op insecten te jagen. Ze stoten ultrasone geluiden uit via de neus of mond, en lokaliseren een potentieel doelwit aan de hand van de echo.
In Europa vind je vooral de insectenetende kleinere soorten terug. Hun zicht is aangepast aan hun nachtelijke levensstijl, zo vliegen ze pas uit wanneer de lichtintensiteit laag genoeg ligt. Onderzoek wees uit dat ze bijvoorbeeld later uitvliegen bij een heldere hemel, en ook minder actief zijn bij volle maan.
Vleermuizen kunnen niet uitsluitend teren op echolocatie, omdat die enkel effectief is bij korte afstanden tot ongeveer vijftig meter. Ze zetten hun gezichtsvermogen daarom ook in om zich op grotere afstanden te oriënteren, al zijn ze minder goed in het waarnemen van scherpe vormen en kleuren. Ze kunnen wel contouren van herkenningspunten onderscheiden en zich op die manier een weg banen door hun omgeving.
Recent onderzoek bij vale vleermuizen, een soort die ook in België voorkomt, wees uit dat ze licht kunnen waarnemen dat zich buiten het voor ons zichtbare spectrum bevindt. Ze zouden het polarisatiepatroon van UV-licht in de lucht gebruiken om hun intern kompas te kalibreren wanneer ze wakker worden bij zonsondergang. Onderzoekers testten deze hypothese met 70 vleermuizen: sommigen kregen de lucht normaal te zien, anderen zaten in dozen met een lens die het polarisatiepatroon 90 graden draaide. Bij vrijlating vloog de ene testgroep de juiste richting uit, de andere vloog 90 graden de verkeerde richting op.
©destandaard.be