De tamme rat is inmiddels een geaccepteerd huisdier, hoewel cijfers over aantallen ontbreken. Ratten kunnen drager zijn van verschillende virale, bacteriële, parasitaire en mycotische zoönosen. Overdracht naar mensen kan via direct contact, bijvoorbeeld door het hanteren van ratten, door contact met feces, urine of speeksel of door beten. Indirecte overdracht is ook mogelijk, bijvoorbeeld via teken, mijten en vlooien die op een besmette gastheer een maaltijd hebben gehad. Tenslotte kan er ook overdracht plaatsvinden van ratten naar andere (zoog)dieren. Hierdoor kunnen deze dieren, bijvoorbeeld katten, ook infectieus worden voor de mens.
Enkele recente voorbeelden van zoönosen bij tamme ratten
- In 2013 is in het Verenigd Koninkrijk een patiënt in het ziekenhuis opgenomen met het Seoul hantavirus, verkregen door zijn twee tamme ratten. Retrospectief onderzoek toonde aan dat ook de partner van de fokker van de rat in het verleden waarschijnlijk ziek is geweest door Seoul hantavirus.
- In 2008 en 2009 zijn in Zuid- en West-Duitsland en in Noord-Frankrijk verschillende uitbraken gemeld van de virale zoönose cowpox (CPXV). Hierbij waren meer dan 15 personen betrokken, die allemaal contact hadden gehad met jonge, tamme ratten. CPXV is familie van andere humaan-pathogene virussen zoals variola, vaccinia en apenpokken virus.
- Een meer algemene bacteriële zoönose is rattenbeetkoorts, veroorzaakt door Streptobacillus moniliformis. De meeste infecties worden veroorzaakt door krab- of bijtwonden van geïnfecteerde ratten. Waarschijnlijk zijn veel tamme ratten drager van S. moniliformis. In 2013 zijn twee patiënten in Nederland gemeld met rattenbeetkoorts, die ze vermoedelijk hadden opgelopen na contact met tamme ratten. De incidentie van rattenbeetkoorts in Nederland is onbekend, maar waarschijnlijk betreft het een zeldzame infectieziekte. Een infectie verloopt met griepachtige verschijnselen als koorts, hoofdpijn en braken. Daarnaast kunnen huiduitslag en gewrichtsontsteking ontstaan.
- Ook dierenartsen kunnen zoönosen oplopen van tamme ratten. In zowel de Verenigde Staten als Duitsland heeft een dierenarts leptospirose opgelopen na contact met een besmette rat2.
Bij bovengenoemde pathogenen vertonen de ratten zelf geen symptomen, behalve bij CPXV waarbij ratten respiratoire en/of dermale symptomen kunnen vertonen. In het geval van respiratoire klachten is de mortaliteit hoog.
Daarnaast zijn er ook nog andere zoönosen die in meer of mindere mate voorkomen bij ratten, zoals schimmelinfecties (ringworm), Salmonella spp., Yersinia spp. en Taenia spp.
Rol van de dierenarts
De dierenarts heeft een belangrijke rol in de voorlichting over zoönosen naar eigenaren. Aangezien er weinig bekend is over de prevalenties van bovengenoemde pathogenen bij ratten in Nederland en het feit dat er vaak YOPI’s (Young, Old, Pregnant, Immunocompromised) bij betrokken zijn, is het niet mogelijk het risico voor mensen goed in te schatten. Indien er een sterk vermoeden is van een zoönose, of als een zoönose wordt vastgesteld, moet eigenaren worden geadviseerd contact op te nemen met de huisarts in verband met het risico voor hun eigen gezondheid. Algemene hygiënische maatregelen zijn belangrijk en het beperken van direct contact is een effectieve preventiemaatregel, ook voor de dierenarts zelf.
Met dank aan knmvd.nl